De tuinboon of labboon is een winterharde, eenjarige hoge plant met vierkante stengels en mooie witte bloemen (met een bruinrode vlek), waaruit later de lange peulen met eetbare zaden ontstaan. Botanisch gezien behoort deze ‘oerboon’ tot de wikkefamilie.  Tuinboon behoort tot de oudste cultuurgewassen die reeds zo’n 4000 jaar geleden ondermeer reeds in het oude Egypte werd verbouwd. Het is ook één van de eerste lentegroenten, vanaf half mei worden ze zowat aangeboden in de groentewinkels. Vooral in het zuiden van Italië werd de tuinboon volop geteeld en stond ze er bekend als ‘la carne del povero’ of het vlees van de arme. Ze bevatten een hoog gehalte aan belangrijke eiwitten (legumine en albumine).
Goed om weten: Middelgrote en grote tuinbonen moeten worden gedopt, dit is een werkje waarvoor je best rubberen handschoenen aantrekt want anders worden je vingers en handen zwart van het sap van de peulen.
Voordat Columbus met allerlei andere, moderne bonen uit De Nieuwe Wereld terugkwam, was de tuinboon een belangrijke voedingsbron omdat ze rijk was aan proteïnen.
Tuinbonen kiemen goed in koude periodes (minimale kiemtemperatuur = 5°C) daarom kunnen ze reeds vroeg in het jaar

De Russian Black is een forse mat-zwarte droogboon. Als plant compact groeiend en niet al te hoog.
Een teelttip van de “inbrenger”: zaaien eind februari in rijen met 60 cm tussenruimte. Vanaf mei wordt er suikermais tussen de rijen gezaaid. De labbonen biede eerst wat schaduw, daarna verzorgen ze de stikstofvoorziening van de mais.

Zaaien03-06
Bloeit05-08
Oogsten06-09
Hoogte?
Kleur?
Bodemnormale tuingrond
Plaatszon
Typeeenjarig, winterhard